Men vertelt van Muad'Dib dat hij eens, toen hij een onkruid zag dat tussen twee rotsblokken probeerde te groeien, een van de blokken verplaatste. En toen men later het kruid welig zag groeien, bedekte hij het met het overgebleven rotsblok. 'Dat was zijn bestemming,' legde hij uit.
De CommentariA
A
'Nu!' schreeuwde Ghanima.
Leto die haar twee passen voor was op weg naar de smalle spleet in de rotsen aarzelde niet. Hij dook de spleet in en kroop verder tot hij door duisternis omringd was. Hij hoorde Ghanima achter hem neerkomen, een plotselinge stilte en toen haar stem, niet haastig of angstig: aIk zit vast.'
Hij stond op in de wetenschap dat dat zijn hoofd binnen bereik van zoekende klauwen zou brengen, hij draaide zich om in de smalle ruimte en kroop terug tot hij Ghanima's uitgestrekte hand voelde.
'Mijn mantel,' zei ze. 'Hij zit vast.'
Recht onder hen hoorde hij stenen vallen en hij trok aan haar hand, maar voelde heel weinig vooruitgang. Onder hen hoorde hij hijgen en grommen.
Leto zette zich schrap, klemde zijn heupen vast tegen de rotswanden en trok heel hard aan Ghanima's arm. Stof scheurde en hij voelde haar met een schok naar hem toe schuiven. Ze siste en hij wist dat ze pijn had, maar hij trok nog een keer, nog harder. Ze schoof verder het hol in en toen helemaal en ze liet zich naast hem op de grond vallen. Maar ze waren nog te dicht bij het uiteinde van de spleet. Hij draaide zich om, liet zich op handen en voeten vallen en kroop dieper de spleet in. Ghanima sleepte zich achter hem aan. Haar bewegingen gingen gepaard met een ingespannen hijgen dat hem duidelijk maakte dat ze gewond was. Hij bereikte het eind van de ruimte, rolde zich op zijn rug en tuurde omhoog door de nauwe spleet van hun schuilplaats. Die spleet bevond zich ongeveer twee meter boven zijn hoofd en was met sterren gevuld. Iets groots verduisterde de sterren.
Een grommend gebrul vervulde de lucht rondom de tweeling. Het was diep en dreigend, een oergeluid; de jager die tot zijn prooi spreekt.
'Hoe ernstig ben je gewond?' vroeg Leto met een opzettelijk vlakke stem.
Zij deed, op dezelfde toon, niet voor hem onder. 'EA(c)n heeft me geklauwd. Door mijn stilpak heen in mijn linkerbeen. Het bloedt.'
'Erg?'
'Een ader. Ik kan het wel bedwingen.'
'Druk de wond dicht,' zei hij. 'Verroer je niet. Ik zal met onze vrienden afrekenen.'
'Voorzichtig,' zei ze. 'Ze zijn groter dan ik verwachtte.'
Leto haalde zijn krysmes uit de schede en stak het voorzichtig omhoog. Hij wist dat de tijger omlaag zou tasten en met zijn klauwen door de smalle gang zou harken waar zijn lijf niet kon komen.
Heel langzaam stak hij het mes verder omhoog. Plotseling werd de punt ervan door iets geraakt. Hij voelde de klap door zijn hele arm heen en liet zijn mes bijna los. Bloed gulpte langs zijn hand en spetterde in zijn gezicht en er klonk een dringende, oorverdovende kreet. De sterren werden weer zichtbaar. Er was iets dat zich onder heftig gejank spartelend van de rotsen op het zand stortte.
Weer werden de sterren verduisterd en hij hoorde het grommen van de jager. De tweede tijger had zonder zich iets aan te trekken van het lot van zijn kameraad diens plaats ingenomen.
'Ze zijn hardnekkig,' zei Leto.
'Je hebt er in ieder geval A(c)A(c)n te pakken,' zei Ghanima. 'Hoor maar!'
Het gejank en het gespartel onder hen werd zwakker. Maar de tweede tijger bleef als een gordijn voor de sterren.
Leto stak zijn mes in de schede en tikte Ghanima op de arm. 'Geef me jouw mes. Ik wil een verse gifpunt om deze goed te raken.'
'Denk je dat ze nog een derde achter de hand houden?' vroeg ze. 'Niet waarschijnlijk. Lazatijgers jagen in paren.' 'Net als wij,' zei ze.
'Net als wij,' bevestigde hij. Hij voelde het heft van haar krysmes in zijn handpalm glijden en hij greep het stevig vast. Nog eens stak hij het mes voorzichtig zoekend steeds verder omhoog. Het lemmet ontmoette alleen maar leegte, zelfs toen hij zo hoog kwam dat zijn lichaam gevaar liep. Hij trok zijn arm terug en dacht hier over na.
'Kan je hem niet vinden?'
'Hij gedraagt zich niet zoals de andere.'
'Hij is er nog wel. Ruik je hem?'
Hij slikte met een droge keel. Een stinkende adem, met de vochtige, muskusachtige geur van de kat, deed een aanval op zijn neus. De sterren werden nog steeds afgedekt. Van de eerste kat was niets meer te horen; het gif van het krysmes had zijn werk gedaan.
aIk denk dat ik moet gaan staan,' zei hij. 'Nee!'
'Ik moet hem binnen bereik van het mes lokken.'
'Ja, maar we hadden afgesproken dat als een van ons kon vermijden gewond te raken...'
'En jij bent gewond, dus jij bent degeen die teruggaat,' zei hij.
'Maar als jij ernstig letsel oploopt, kan ik je hier niet achterlaten,' zei ze.
'Heb jij een beter plan?'
'Geef me mijn mes terug.'
'Maar je been!'
aIk kan op het goede staan.'
'Dat beest kan met A(c)A(c)n klap je hoofd eraf slaan. Misschien met de maula...'
'Als er iemand buiten staat te luisteren, zullen ze weten dat we hierop voorbereid warena'
'Ik wil niet graag dit risico nemen!' zei hij.
'Wie er ook buiten zit, hij mag niet te weten komen dat we maula's hebbenanog niet.' Ze klopte hem op zijn arm. 'Ik doe wel voorzichtig. Ik hou m'n hoofd omlaag.'
Toen hij bleef zwijgen zei ze: 'Je weet dat ik dit moet doen. Geef me mijn mes terug.'
Met tegenzin tastte hij met zijn vrije hand tot hij haar hand vond en hij gaf het mes terug. Dit was een logische daad, maar de logica was strijdig met elke emotie die hij in zich had.
Hij voelde Ghanima wegschuiven en hoorde haar mantel over de zanderige rotsen schuren. Ze hijgde even en hij wist dat ze nu moest staan. Wees heel voorzichtig! dacht hij. En bijna trok hij haar terug om er op aan te dringen dat ze een maula moesten gebruiken. Maar dat kon iemand die buiten was waarschuwen dat zij zulke wapens bij zich hadden. En, wat erger was, het zou de tijger buiten hun bereik kunnen drijven, en dan zouden ze hier in de val zitten met buiten ergens op een onbekende plaats tussen de rotsen een gewonde tijger die hen lag op te wachten.
Ghanima ademde een keer diep in en zette zich schrap met haar rug tegen een wand van de spleet. Ik moet vlug zijn, dacht ze. Ze duwde het mes met de punt omhoog naar boven. Haar linkerbeen klopte waar de klauwen haar hadden gekrabd. Ze voelde daar geronnen bloed op haar huid en de warmte van een verse stroom. Erg vlug! Ze dompelde al haar zintuigen onder in de kalme voorbereiding op een crisis die de manier van de Bene Gesserit haar verschafte en zette pijn en alle andere afleiding uit haar bewuste gedachten. De kat moest zijn poten omlaag steken! Langzaam haalde ze het mes door de opening. Waar was dat vervloekte beest? Weer haalde ze het mes door de lucht. Niets. Ze zou de tijger tot een aanval moeten verleiden.
Voorzichtig tastte ze de omgeving af met haar reukzin. Een warme adem kwam van links. Ze zette zich schrap, zoog een diepe teug lucht in en krijste: 'Taqwa!' Het was de oude Vrijmanse strijdkreet, waarvan de betekenis in de alleroudste legenden was teruggevonden als: 'De prijs van de vrijheid!' Bij het slaken van de kreet stak ze het mes schuin omhoog langs de donkere opening van de spleet. Klauwen vonden haar elleboog voor het mes vlees raakte en ze had nauwelijks tijd om haar pols in de richting van de pijn te kantelen toen haar arm van elleboog tot pols door een folterende pijn getroffen werd. Door de pijn heen voelde ze de gifpunt diep in de tijger wegzinken. Het mes werd uit haar gevoelloze vingers gerukt. Maar door de smalle opening van de spleet waren de sterren weer onbelemmerd zichtbaar en de jammerende geluiden van een stervende kat vervulden de nacht. De tweeling volgde hem aan zijn doodsstrijd, een spartelende afdaling over de rotsen. Even later volgde de stilte van de dood.
'Hij heeft mijn arm te pakken gehad,' zei Ghanima, terwijl ze een losse plooi van haar mantel om de wond probeerde te binden.
'Erg?'
'Ik geloof van wel. Ik voel m'n hand niet.' aIk zal even licht maken dana' 'Niet voor we in dekking zijn!' 'Ik zal het vlug doen.'
Ze hoorde dat hij zich omdraaide om bij zijn Vrijset te kunnen, voelde toen de donkere gladheid van een nachtzegel dat over haar hoofd gleed en achter haar rug werd ingestopt. Hij nam niet de moeite het vochtdicht te maken.
'Mijn mes ligt aan deze kant,' zei ze. 'Ik voel het heft met mijn knie.'
'Laat dat maar even liggen.'
Hij ontstak een enkele gloeibol. De helderheid ervan deed haar met de ogen knipperen. Leto zette de bol opzij op de zandige bodem en hijgde van schrik toen hij haar arm zag. Een nagel had een lange gapende wond gemaakt die vanaf de elleboog over de bovenkant van haar onderarm tot bijna aan de pols doorliep. Aan de wond zag je precies hoe ze haar arm had gedraaid om de mespunt in de tijgerpoot te kunnen steken.
Ghanima wierp een blik op de wond, sloot haar ogen en begon de litanie tegen de angst op te zeggen.
Leto merkte dat hij dat eigenlijk ook nodig had, maar hij zette het kabaal van zijn eigen emoties van zich af en begon de wond te verbinden. Het moest zorgvuldig gebeuren om het bloeden te stelpen terwijl het er toch onhandig uit moest zien alsof Ghanima het zelf had gedaan. Hij liet haar zelf de laatste knoop leggen met haar vrije hand en met een uiteinde van het verband tussen haar tanden.
'Laat me nu even naar je been kijken,' zei hij.
Ze draaide zich op haar buik zodat de wond zichtbaar werd. Die was niet zo erg: twee ondiepe sneden in de kuit. Maar ze hadden flink gebloed in haar stilpak. Hij maakte alles zo goed mogelijk schoon en verbond de wond onder het stilpak. Hij maakte het pak dicht over het verband heen.
'Er is zand in gekomen,' zei hij. 'Laat het meteen nakijken als je terug bent.'
'Zand in onze wonden,' zei ze. 'Dat is ouwe koek voor Vrijmans'.
Hij lachte moeizaam en leunde achterover. Ghanima zuchtte diep. 'We hebben 't hem gelapt.' 'Nog niet.'
Ze slikte en probeerde uit alle macht de gevolgen van de schrik te boven te komen. Haar gezicht was erg bleek in het licht van de gloeibol. En ze dacht: Ja, we moeten nu snel te werk gaan. Degene die die tijgers stuurde kan nu best nog buiten zijn.
Terwijl hij naar zijn zuster staarde, voelde Leto ineens een heftig gevoel van verlies. Het was een diepe pijn die door zijn hele borst trok. Ghanima en hij moesten nu uiteen gaan. Al die jaren sinds hun geboorte waren ze als het ware A(c)A(c)n persoon geweest. Maar hun plan vereiste nu dat ze een gedaantewisseling zouden ondergaan, dat ze elk hun eigen weg volgden naar een unieke identiteit waarin het delen van dagelijkse ervaringen hen nooit meer zou verenigen zoals ze eens verenigd waren.
Hij verschool zich achter wereldse noodzaken. 'Hier heb je mijn Vrij set. Daar heb ik het verband uit gehaald. Stel dat iemand daarnaar zou kijken.'
'Ja.' Ze wisselde met hem van set.
'Er is daar buiten iemand met een zender voor die katten,' zei hij. 'Zeer waarschijnlijk wacht die persoon naast de qanat om zich van onze dood te vergewissen.'
Ze klopte op haar maulapistool dat bovenop de Vrijset lag; ze pakte het en stopte het tussen de gordel onder haar mantel. 'Mijn mantel is gescheurd.'
'Ja.'
'Er zal dadelijk wel een groep komen om ons te zoeken,' zei hij. 'Daar kan een verrader tussen zitten. Je kan maar beter alleen terugsluipen. Laat Harah je verstoppen.'
aIk... ik zal meteen het onderzoek naar de verrader starten zodra ik terug ben,' zei ze. Ze tuurde naar het gezicht van haar broer en deelde zijn pijnlijke besef dat ze van dit ogenblik af een enorme hoeveelheid verschillen zouden verwerven. Nooit zouden ze meer A(c)A(c)n zijn, kennis delen die niemand anders kon begrijpen.
'Ik ga naar Jacurutu,' zei hij.
'Fondak,' zei ze.
Hij knikte instemmend. Jacurutu/Fondakadat moest dezelfde plaats zijn. Het was de enige manier waarop de legendarische plek geheim kon blijven. De smokkelaars hadden dat natuurlijk gedaan. Voor hen was het immers heel makkelijk de ene benaming in de andere om te zetten onder dekking van de stilzwijgende overeenkomst waarmee hun bestaan werd toegelaten. Het heersende geslacht van een planeet moest voor noodgevallen altijd een achterdeurtje hebben om te vluchten. En een klein aandeel in de smokkelwinst hield die kanalen open. In Fondak/Jacurutu hadden de smokkelaars een complete, functionerende vest overgenomen, zonder door de bewoners ervan lastig gevallen te worden. En ze hadden Jacurutu verborgen in openheid, veilig door het taboe dat de Vrijmans er vandaan hield.
'Geen enkele Vrijman zal me op zo'n plek komen zoeken,' zei hij. 'Ze zullen natuurlijk wel navraag doen onder de smokkelaars, maar...'
'We doen wat we afgesproken hebben,' zei ze. 'Alleen...'
aIk weet het.' Toen hij zijn eigen stem hoorde besefte Leto dat ze deze laatste ogenblikken van gelijkheid probeerden te rekken. Een wrange grijns trok om zijn mond waardoor hij er jaren ouder uitzag. Ghanima besefte dat ze hem zag door een tijdsluier, dat ze naar een oudere Leto keek. Tranen prikten in haar ogen.
'Je hoeft nog geen water aan de doden te schenken,' zei hij terwijl hij met zijn vinger langs haar natte wang streek. aIk ga ver genoeg het zand op, zodat niemand het kan horen en dan roep ik een worm op.' Hij wees op de ingeklapte makerhaken die buiten op zijn Vrijset gebonden waren. 'Over twee dagen kom ik voor het aanbreken van de dag in Jacurutu aan.'
'Rijd snel, oude vriend,' fluisterde ze.
'Ik kom bij je terug, mijn enige vriend,' zei hij. 'Denk eraan dat je voorzichtig doet bij de qanat.'
'Kies een goede worm,' gaf ze hem de Vrijmanse afscheidswoorden mee. Met haar linkerhand drukte ze de gloeibol uit en het nachtzegel ritselde toen ze het opzij trok, het opvouwde en in haar set stopte. Ze voelde hem weggaan en hoorde slechts enkele heel zachte geluiden die al gauw overgingen in stilte toen hij over de rotsen omlaag kroop naar de woestijn.
Toen maakte Ghanima zich sterk voor de taak die zij moest volbrengen. Leto moest dood zijn voor haar. Ze moest zichzelf daarin laten geloven. In haar gedachten mocht geen Jacurutu zijn, geen broer die daar op het zand een oord zocht dat in de Vrijmanse mythologie was zoekgeraakt. Van dit ogenblik af mocht ze niet meer aan Leto denken als aan een levend mens. Ze moest zichzelf conditioneren om te handelen vanuit de vaste overtuiging dat haar broer dood was, hier vermoord door Lazatijgers. Niet veel mensen konden een Waarheidszegger voor de gek houden, maar zij wist dat ze het kon... dat ze het misschien zou moeten doen. De veelheid van levens die ze met Leto deelde had hen de weg gewezen; een hypnotisch proces uit de tijd van Sheba, hoewel zij misschien de enige levende mens was die zich Sheba herinnerde als een realiteit. De diepe dwangbegrippen waren met zorg ontworpen en nog lange tijd na het vertrek van Leto werkte Ghanima aan een nieuw zelfbewustzijn; ze bouwde de eenzame zuster op, de overlevende helft van de tweeling tot het een geloofwaardig geheel was. Terwijl ze daaraan bezig was, merkte ze dat haar innerlijke wereld verstomde, dat die afgesneden raakte van de mogelijkheid haar bewustzijn binnen te dringen. Dat was een bijkomend effect dat ze niet had verwacht.
Had Leto deze ontdekking nog maar mogen meemaken, voor zijn dood, dacht ze en ze vond de gedachte geen paradox. Ze stond op en tuurde omlaag naar de woestijn waar de tijger Leto had gegrepen. Er werd een geluid hoorbaar op het zand, een voor een Vrijman vertrouwd geluid: het passeren van een worm. Hoewel ze in deze streken erg schaars geworden waren, kwam er toch een worm. Misschien door het doodsgespartel van de eerste tijger... Ja, Leto had een kat gedood voor de andere hem te pakken kreeg. Het had een vreemde symbolische betekenis dat er nu een worm kwam. Haar waanvoorstelling ging zo diep dat ze zelfs drie donkere vlekken op het zand zag: de twee tijgers en Leto. Toen kwam de worm en was er alleen nog zand dat zijn oppervlak gewijzigd zag in nieuwe golven door het langstrekken van Shai-Hulud. Het was niet zo'n erg grote worm... maar groot genoeg. En door haar dwangidee was ze niet in staat de kleine gestalte te zien die op de gelede rug reed.
Vechtend tegen haar verdriet maakte Ghanima haar Vrijset dicht en kroop behoedzaam uit haar schuilplaats. Met haar hand op haar maulapistool speurde ze de omgeving af. Geen spoor te bekennen van een mens met een zender. Ze werkte zich langs de rotsen omhoog en daarna naar de andere kant; ze kroop door de maanschaduwen en wachtte telkens weer om zich ervan te verzekeren dat er geen moordenaar in haar pad op de loer lag.
Aan de overkant van de open vlakte zag ze fakkels bij Tabr en de rimpelende bedrijvigheid van een speurtocht. Over het zand schoof een donkere vlek in de richting van de Dienaar. Ze koos een weg die ver ten noorden van de naderende groep liep, klom omlaag naar het zand en glipte de schaduwen van de duinen in. Lopend in een zorgvuldig onregelmatig ritme om geen worm op te roepen, begon ze aan de eenzame afstand die Tabr scheidde van de plek waar Leto was gestorven. Ze zou voorzichtig moeten zijn bij de qanat, wist ze. Niets mocht haar verhinderen te vertellen hoe haar broer was omgekomen terwijl hij haar van de tijgers redde.